Nichtje als penvriendin
De vorige keer schreef ik dat een tante een boekje open deed over de jeugd van mijn moeder. Ma liet echter ook zelf allerlei teksten na in haar plak- en dagboeken. Daarom kan ik het volgende vertellen bij de kaft van een jubileumboek:
Mijn moeder schrijft in haar dagboeken dat zij samen met haar nichtje Bets Boumans op een oude schoolfoto staat, die voorkomt op de omslag van een jubileumboek van de basisschool in Nieuwendijk. Het betreft het boek ‘Van Instituut tot regenboog’, over 150 jaar Christelijk onderwijs in Nieuwendijk (N.Br.), samengesteld door Jan Biesheuvel in 2001. Bets den Dunnen staat helemaal rechts op de middelste rij, naast hoofdonderwijzer ’Mesjeu Wisse’. Helemaal links staat trouwens Mesjeu Klop, de klasse-onderwijzer van mijn moeder. Het kan zijn dat het meisje naast mijn moeder de andere Bets is, maar dat weet ik niet zeker.
Ma Sanner schrijft in haar ‘memoires’ dat zij zich nog herinnert dat toen haar tante overleed, de kinderen op verschillende plaatsen werden ondergebracht. Tante Elisabeth den Dunnen overleed in 1929, op veertigjarige leeftijd. Zij liet een man achter, die volgens de verhalen een alcoholprobleem had en daarom niet voor het gezin kon zorgen. De kerk en het gemeentebestuur zorgden ervoor dat de kinderen ergens terecht konden. Dochtertje Bets kwam bij het gezin van oom Jan en tante Drika den Dunnen wonen, de ouders van mijn moeder Bets (Inschrijving Bevolkingsregister per 5-11-1929). Dat schijnt niet heel lang geduurd te hebben en daarna raakten ze elkaar uit het oog.
Later kregen Bets en Bets toch weer contact met elkaar. Bets Boumans trouwde met Siets Pool en verhuisde naar Zuid-Afrika. Vandaar schreven de nichten elkaar regelmatig lange brieven. Mevrouw Pool is nog één keer bij mijn moeder op bezoek geweest, toen zij in Nederland op vakantie was. Kort na het verschijnen van het genoemde jubileumboek overleed de heer Pool plotseling. Echtgenote Bets schreef daarover aan mijn moeder dat ze nu moest gaan verhuizen, omdat ze vanwege reuma niet meer alleen in hun grote huis kon blijven wonen. Hoe het mevrouw Pool verder is vergaan, weten we niet.
Betje en Naantje
Een gedicht dat een tante schreef ter gelegenheid van het veertigjarig huwelijk van mijn ouders in 1980 vormde eerder aanleiding om een stukje over de jeugd van mijn vader te schrijven. Tijd om nu eens wat over de jonge jaren van mijn moeder te vertellen.
Volgens de familieverhalen was Bets al een jaar oud toen ze op 5 januari 1919 in Werkendam werd geboren. Dat kwam omdat bij de aangifte op het gemeentehuis per abuis het geboortejaar 1918 werd ingevuld. Deze vergissing zou pas in 1940 recht zijn gezet, toen Bets en Kees in ondertrouw gingen.
Bij controle valt op dat er vooralsnog geen digitale versie van de geboorteakte te vinden is. Verder is op diverse plekken in het bevolkingsregister van vóór 1940 wel de juiste geboortedatum vermeld.
Als kind was Bets soms ook ondeugend en werd dan door haar moeder in een kast gestopt. Dat vond het meisje helemaal niet erg, ze at gewoon alle appels op.
Bets nam ook eens wat geld uit de portemonnee van haar moeder. Ze kocht daarmee bij winkelier Huib Cent een aantal vijgen. Dat bleef niet geheim en leverde thuis nog enkele oorvijgen op.
Of het van die appels of van die vijgen kwam, weten we niet, maar het is wel bekend dat Bets op zondag zo’n buikpijn had dat ze de kerk uit moest. Bij herhaling stopte moeder haar de hele dag in bed. Vanaf dat moment kreeg ze geen buikpijn meer in de kerk.
Blijkbaar was ze ook dol op melk, want haar moeder trof de melkkan heel vaak leeg aan. Dat werd niet erg op prijs gesteld, want ze konden zich slechts een paar keer per week een half litertje veroorloven.
Overigens schrijf ik telkens ‘Bets’, maar eigenlijk werd ze ‘Betje’ genoemd. Net zoals haar oudere zus Adrie ‘Naantje’ heette. Dit tot groot vermaak van latere nakomelingen. De zussen staan samen op onderstaande foto uit ongeveer 1929.
Over mijn vader
Wanneer je met de stamboom van je familie bezig bent, ga je terug naar voorouders. Regelmatig heb ik op deze site verslag gedaan van wat ik daarbij zoal tegenkwam. Extra leuk is het als je dingen vindt die je niet, of niet meer, wist. Bij het opruimen van mijn archief kom ik bijvoorbeeld een gedicht tegen dat tante Gerdina schreef ter gelegenheid van het veertigjarig huwelijk van mijn ouders in 1980. Daarin veel informatie over hun jonge jaren en hun gezamenlijk optrekken. Ik gebruik dit als basis voor een stukje over de jeugd van mijn vader.
Mijn vader Kees Sanner zag op 25 november 1916 het levenslicht in het dorp Hank. Hij groeide voorspoedig en liep ook al vlug op het erf rond. Hij was vijf, toen hij een rijtuig aan zag komen. Kees pakte een steen en gooide een ruit in diggelen. Het rijtuig hield stil. Dokter De Groot stapte eruit en liep naar de moeder van de dader. Kees kroop vlug onder het bed en deed het daar in zijn broek van angst. Toen de dokter later nog eens kwam, stoof Kees snel naar de kinderwagen. Daar hing een laken over, waaronder hij wegkroop. Maar de dokter had het in de gaten en hield onder ’t laken Kees een kwatta voor.
Op zijn zesde mocht hij naar school. Veel zin in leren had hij niet, pret maken was veel leuker. Hij zat eens met ene Wim te praten. De juf stopte ze beiden in een kast en liet in een lade water lopen. Toen dat op de jongens drupte, trapten ze deur finaal kapot. Hiervoor kregen ze geen straf, want de bovenmeester keurde de actie van de onderwijzeres af.
Ook als hij vrij had, wist Kees zich wel te vermaken. Op een dag was hij kwijt. Angstig ging zijn moeder overal zoeken. Ze kwam daarbij een zekere Dien tegen, die wist te vertellen dat Kees gesignaleerd was varend in een sloot, schipper spelend in een tobbe.
Zoals alle jongens deed Kees graag aan slootjespringen. Voor boer Van der Beek was dat een plaag. De jongens sprongen steeds op zijn land, waardoor de hele slootkant beschadigde. Op een keer greep hij Kees en wilde hem in de boezem laten zakken. Kees zwoegde om weg te komen. Daarbij gleed Van der Beek zelf uit en viel languit in het water. Thuis werd er later nog een hartig woordje over nagesproken.
Moeder Knelia was er niet erg over te spreken dat zij bijna dagelijks de kousen van haar zoon moest stoppen. Ze zei dat hij dat voortaan zelf maar moest doen. Zo pakte hij menigmaal zwarte sajet uit de stopkist, stopte zijn kousen en ging dan naar bed.
Kees mocht eens met zijn oom Hannes mee achter op de motor. Dat ging niet helemaal goed. Bij ’t Houterlaantje belandden ze in een diepe sloot naast de weg. Gelukkig kregen ze de motor er snel weer uit en bereikten uiteindelijk zonder ernstige verwondingen het ouderlijk huis in Hank.
Na zijn schooltijd ging Kees met zijn vader en broer Jo werken voor de suikerfabriek in Kuipersveer, ten noordwesten van Puttershoek. Daarna volgde een tijdje werk bij het agrarisch loonbedrijf van Wim Snoek. Dat werk beviel hem niet zo, daarom ging hij weer met zijn vader op pad. Die was inmiddels schipper voor een rederij uit Dordrecht en voer onder andere naar Duisburg en Antwerpen. Later was vader Sanner met zijn eigen aak op de Nederlandse binnenwateren te vinden. Zoon Kees vond het een tijdje prima, maar dat vele verblijf buitenaf begon hem tegen te staan. Daarom ging aan het werk op een papierfabriek.
Op zijn 15e leerde hij een blaasinstrument bespelen bij muziekvereniging Crescendo in Nieuwendijk. Intussen was ook zijn belangstelling gewekt voor het vrouwelijke geslacht. Namen die daarbij de ronde deden waren onder meer Chrisje, Ko en Annie. Met hen bleef het niet lang aan. Dat muziek maken leerde hij van een kameraad die tegenover een zekere Bets den Dunnen woonde. Naar verluid maakte hij met dit dertienjarig meisje kennis op een Oranjefeest. Beetje jong voor verkering, maar ze waren niet meer te scheidden, ondanks de bezwaren van hun ouders en het feit dat het meerdere keren ‘uit’ raakte.
Kees stond bijvoorbeeld eens te wachten bij de Gereformeerde kerk in Nieuwendijk, waar hij had afgesproken met een meisje. Over de Rijksweg kwam echter Bets aanwandelen met een vriendin. De vonken sloegen meteen weer over. Bets vroeg of hij een eindje mee wilde lopen naar de Kildijk.
Toen Ger uit de kerk kwam, zag ze Kees nergens staan. Die zat bij Bets thuis. Blijkbaar had moeder Drika een goede bui. Ze vroeg zelfs of hij een kopje koffie wilde. Alleen was het presenteerblad weg. Ze keken overal in ’t rond, maar niets te zien. Uiteindelijk ging Kees staan en was het blad terecht.
Onze roots
Wanneer je je hebt verdiept in je roots, wil je de resultaten daarvan vastleggen en zichtbaar maken. Ik doe dat onder meer bij Geneanet, waar de informatie is verwerkt in twee verschillende stambomen.
In die van de familie Sanner zijn ook de families Van Daalen (mijn oma van vaders kant), en Den Dunnen – Dekker (van moeders kant) ondergebracht.
Om de gegevens op http://www.geneanet.org/ te kunnen inzien, moet er wel eerst ingelogd worden.
De andere stamboom betreft de familie Bernouw-Jaarsveld, de familie van mijn echtgenote Ans Bernouw. Behalve bij Geneanet kun je het resultaat voor de familie Bernouw-Jaarsveld ook vinden via: https://www.genealogieonline.nl/stamboom-bernouw-jaarsveld/
Niet alle in de stambomen opgenomen informatie is openbaar toegankelijk. Met name die van nog levende personen is op grond van de privacywetgeving afgeschermd. Familieleden die graag een kijkje achter de schermen willen nemen, kunnen een ‘linkje’ aanvragen bij ondergetekende. Uiteraard kunnen ook onjuistheden en aanvullingen worden doorgegeven, via Geneanet of het emailadres: josan86@live.nl
Op deze schrijfsite geef ik regelmatig wat indrukken weer van wat ik zoal bij het genealogisch onderzoek tegenkom. Reacties daarop zijn van harte welkom. Helemaal onderaan deze bladzijde heb je daartoe een mogelijkheid.