Kerk en jeugd
De school nam in mijn jeugdige leven een belangrijke plaats in. Maar ook de kerk speelde in die tijd een voorname rol. Kerkdiensten behoorden tot de verplichte kost, jeugdwerk was meer vrijblijvend en lag mij eigenlijk wel. Terug weer even naar het begin van de zestiger jaren
Wanneer ik er precies mee begon weet ik niet meer, maar ik maakte aantekeningen op schriftblaadjes over wat mij bezighield. Soms schreef ik elke dag een stukje, andere keren een samenvatting per week. Jaren later kwam ik ze weer eens tegen. Op dat moment had ik een opruimbui en gooide een deel ervan weg. Gelukkig bleef een aantal blaadjes gespaard. In het kader van deze serie verhalen over mijn jeugdherinneringen komen ze goed van pas.
Zo lees ik bijvoorbeeld dat we op zondag veelal naar de Gereformeerde kerk gingen, vaak twee maal, soms één keer. Vooral wanneer er Avondmaal gevierd werd, was dat erg saai. Als jeugd zaten wij er voor spek en bonen bij en het duurde vreselijk lang. Telkens liep een groep mensen naar voren en ging aan een lange tafel zitten. Bij het uitdelen van brood en wijn werden door de predikant tevens steeds dezelfde begeleidende woorden uitgesproken. En dat gebeurde meerdere keren achter elkaar. Tot alle aanwezige ‘belijdende leden’ een mogelijkheid tot deelname was geboden.
De dominee kwam gewoonlijk één keer per jaar op huisbezoek. Erg goede herinneringen heb ik daar niet aan. Er werd van ons als kinderen verwacht dat wij er op zo’n avond minstens toch wel even bij waren. We kregen veelal zware kost te horen, of gekibbel met pa, die Hervormd was en nogal kritisch ingesteld over de kerk. Soms vielen er ook pijnlijke stiltes of maakte de predikant voor de zoveelste keer een opmerking over onze kolenhaard.
Na afloop van de middagdienst ging ik vaak naar de Knapen Vereniging (KV), een kerkelijke jeugdclub waar op een min of meer speelse manier aandacht werd gegeven aan Bijbelse verhalen. Bij andere kerkelijke genootschappen hadden ze een vergelijkbare ‘Zondagschool’.
Bij de club van 8-12 jaar lag de nadruk op het vertellen van een verhaal, wat zingen en soms een spelletje of een tekening maken. De club voor jongens van 12-16 stond onder leiding van een ouder gemeentelid. Meestal had iemand een inleiding over een Bijbelse onderwerp gemaakt, of waren er een paar vragen over een Bijbelgedeelte verzameld. Daar werd dan in het algemeen of in groepjes over gediscussieerd.
Zo af en toe was er ook een apart gezellig avondje van de KV. Ik mocht daartoe een keer met een ander clublid een quiz voorbereiden. Het werd op een vrijdagavond gehouden. Er waren allerlei lekkere hapjes en het werd voor ons doen ook best laat. Maar alle ‘knapen’ die op de LTS zaten, zoals ik, kregen van de voorzitter een brief mee voor school zodat ze zaterdagochtend lekker thuis konden blijven.
Op een avond in februari vond de ‘Jaarvergadering’ van de knapen- en meisjesvereniging plaats. Blijkbaar was er op dat moment al van enige modernisering sprake, want er werd nu gesproken over de jongensclub ‘Benjamin’, die deze avond met de meisjesclub ‘Mirjam’ verzorgde. Onze Hennie mocht meewerken aan de openingsliturgie. Daarna volgde de jaarverslagen, een Bijbels onderwerp vanuit de meisjesclub en enkele voordrachten. Na de pauze (waarin we op chocolademelk met een gevulde koek getrakteerd werden) was aan mij de eer om namens de jongens mijn onderwerp over de profeet en priester ‘Samuël’ voor te lezen. Dan waren er nog wat toneelstukjes, voor de dominee het slotwoord uitsprak.
In mei 1962 deed onze LTS mee aan een actie voor de Dierenbescherming. Als deelnemers ontvingen wij elk een zogenaamd ‘beginpakket’, met daarin 8 theelepels, 3 asbakken, 2 broches, 1 sleutelring, 1 suikerschep, 1 borsteltje en 3 ballpoints. Daarnaast was er een lijstje met nog wat andere mogelijk te bestellen artikelen. De bedoeling was natuurlijk om in je eigen omgeving langs de deur te gaan en zo veel mogelijk spullen zien te verkopen. Hoe succesvol ik geweest ben, weet ik niet meer. Ik vermoed echter dat ik niet heel dol op dergelijke activiteiten was.
In juni deed de school mee aan de avond-wandelvierdaagse in Gorinchem. Van maandag tot en met donderdag liepen wij elke avond zo’n tien kilometer. De laatste avond was het meest indrukwekkend. Natuurlijk was je allereerst een beetje trots dat je het gehaald had. Verder was het ook mooi om tussen de bijna 2400 wandelaars met muziekkorpsen ingehaald te worden op de Grote Markt in de stad, met vele toeschouwers langs de route. Onder de muzikanten bevond zich de drumband van ‘Crescendo’ uit Nieuwendijk. Onze school ontving nog een prijs voor het percentsgewijs grootst aantal leerlingen van alle deelnemende scholen.
Aan het eind van het eerste leerjaar werd ik bevorderd tot de tweede klas. Op mijn rapport verschenen twee negens, negen achten, drie zevens en twee zessen. Het viel op dat ik juist voor de technische vakken het laagst scoorde. Misschien had onze hoofdonderwijzer dan toch gelijk gehad? In ieder geval had ik het eigenlijk goed naar m’n zin en inmiddels was mijn keuze voor het vervolg van de studie op de richting timmeren gevallen.
Op 28 augustus begon het nieuwe cursusjaar. Voor het zover was, ging ik eerst met zus Hennie nog een weekje op vakantie bij broer Jan in Amsterdam.
Naar de LTS
(Geplaatst februari 2024)
Aan het eind van het laatste jaar (1961) op de Lagere School zei Mesjeu Capelle tegen me: “Met jouw niveau, Joop, kun je makkelijk naar de HBS.” Daar was broer Jan destijds ook naar toe gegaan, om daarna op 17-jarige leeftijd in Amsterdam verder te gaan studeren. Ik voelde echter weinig voor een lange studie. “Laat mij maar naar de LTS gaan,” reageerde ik.
Eerst wilde ik automonteur worden, net als mijn vader. Later dacht ik aan metselaar, wat oom Johan deed. Uiteindelijk werd het een opleiding voor timmerman. Maar je hoefde niet meteen te kiezen. Eerst moest ik in juni toelatingsexamen doen voor de Lagere Technische School. De resultaten daarvan waren zodanig dat ik geplaatst kon worden in het algemene eerste leerjaar, dat in augustus begon.
Die LTS, die ze toen nog ‘Ambachtsschool’ noemden, lag net buiten het oude centrum van Gorinchem. Best even wennen zo’n nieuwe school buiten je vertrouwde dorp. Maar er waren meer jongens uit omringende dorpen en die zochten elkaar natuurlijk op. Zo raakte ik bevriend met Otto en Rien.
Bij gunstige weersomstandigheden fietste ik naar school, met zo’n lastige boekentas achterop. Op een dag arriveerde ik tot mijn grote schrik zonder die tas. Gelukkig werd mijn eigendom door een dorpsgenoot gevonden en bij mij thuis afgeleverd.
Feitelijk was er een flexibel schoolrooster, met op maandag vrij en ook op woensdagochtend. Zaterdagochtend hadden we daarentegen timmerles. Daarnaast vielen er regelmatig lesuren uit, of kregen we een extra dag vrij. Op zich best welkom; op deze manier had ik alle tijd voor m’n huiswerk. Er zat echter weinig ritme in het naar school gaan en dat veroorzaakte soms een stuk onduidelijkheid. Op een dag zei onze klassenleraar, meneer Noorlander, dat we die middag vrij zouden hebben. Omdat hij een poos later vond dat het veel te druk in de klas was, moesten we na de middagpauze nog één lesuur terugkomen. Later verscheen de directeur, met de mededeling dat er voor ’s middags een vervangende leraar kwam en we tot half drie les hadden.
In het eerste, algemene leerjaar waren er veel theoretische leervakken. Aardrijkskunde, Biologie, Rekenen/Cijferen, Maatschappijleer, Muziek, Natuurkunde, Nederlandse taal, Schilderen, Hand- en Vaktekenen. Bij dat laatste had ik op een keer wat problemen met mijn vulpotlood. Dit tot grote hilariteit van mijn medeleerlingen, omdat telkens de stift de klas inschoot. De tekenleraar kon mijn gereedschap nog tijdelijk redden, door iets af te vijlen. Maar ik was duidelijk aan een nieuwe potloodhouder toe.
We kregen ook Bankwerken (wat niets met geld, maar met ijzerbewerking te maken had) en Gym. Wat Timmeren betreft, konden we alvast wat algemene vaardigheden leren, waar we later ons voordeel mee konden doen. De timmerlessen resulteerde er ook in dat ik zelfs een paar praktische dingen mee naar huis kon nemen, zoals een handdoekenrekje, een voetenbankje en een mouwstrijkplankje. Het bleef natuurlijk wel altijd wel goed uitkijken tijdens dit leervak. Want anders gebeurde wat een van de jongens op een keer overkwam: hij stak met een beitel in zijn duim. Na een eerste hulpverlening door een leraar, kon hij naar huis. Een andere keer kwam iemand met zijn haar tussen een boormachine; ook niet echt prettig.
Thuis ging ik ook wel eens timmeren, vooral om mijn vader ergens bij te assisteren, bijvoorbeeld bij het aanpassen van het kippenhok. Vaak op zaterdagmiddag, want dan waren we beiden thuis.
Toen pa bij de Coöperatie een trekzaag voor hemzelf en een blokschaaf voor mij had gekocht, moesten we die natuurlijk meteen uitproberen. Het leverde voor zus Hennie en mij ook enkele speldjes op, waarvan het sparen toen in de mode was.
Gewoonlijk riep mijn moeder me ’s morgens uit bed. Toen zij zich een keer verslapen had, was het haasten geblazen. Zonder ontbijt reed ik met de fiets naar de bushalte, waar ik nog net de juiste bus kon halen. Maar ma zou ma niet zijn, als zij toch nog niet kans had gezien gauw een paar koeken in mijn tas te stoppen, zodat ik niet van de honger hoefde omkomen.
Voor we er erg in hadden was het kerstvakantie en daarna moest ik in het nieuwe kalenderjaar (1962) best wennen om weer vroeg uit bed te komen. We hadden echter een paar aardige dagen om mee te beginnen, met nogal wat vrije uren. Ook was er een schoolconcert, met twee dames die piano en cello speelden. Dus geen les, maar de meeste leerlingen waren niet zo onder de indruk van die klassieke werken. De ontluikende Popmuziek lag ons beter.
In januari vierden we kort na elkaar drie verjaardagen in ons gezin. Op vijf januari werd mijn moeder 43, twaalf januari vierden we binnen de twintigste verjaardag van Corry, terwijl buiten de vlag halfstok hing vanwege de treinramp in Harmelen. Daarbij botsten twee trienen in dichte mist op elkaar, met 91 dodelijke slachtoffers en zo’n vijftig gewonden.
De volgende dag was het mijn beurt, ik werd dertien. Bij het ontbijt waren er al enkele cadeautjes. Deze zaterdagochtend moest ik naar school. ’s Middags ging ik met broer Jan het tafeltennisspel uitproberen, dat ik van pa en ma voor mijn verjaardag gekregen had, naast twee pyjama’s. Als verdere cadeaus vielen mij deze dag nog ten deel: handschoenen, het boek ‘Het spookt op de spoorbaan’, een tekendoos, een dominospel, een pocketboek en nog wat geld. ’s-Avonds kwamen opoe, vriend Kees, Arie (de verloofde van Corry) en ook onze buren Bep en Mal op verjaardagsvisite.
Op school waren er ook proefwerken; soms zelfs drie op één dag. De resultaten van een proefwerk Engels waren bedroevend. Een jongen zag zelfs kans om in de tien zinnen 45 fouten te maken. Een groot deel van de klas moest voor straf die oefening 25 keer uitschrijven. Ik behoorde tot de vijf gelukkige leerlingen die nul fouten behaalden.
Met vrienden Otto en Rien bracht ik regelmatig de middagpauzes in de binnenstad van Gorcum door. We deden een boodschapje in het winkelcentrum, zwierven over de stadswallen, of wandelden langs de rivier de Merwede .
Een van de mooiste herinneringen aan de stad was echter het bezoekje aan de bakker wat we als timmerleerlingen om de beurt mochten maken. Met z’n tweeën laadden we dan een handkar vol met afvalhout en zaagsel uit onze schoolwerkplaats en liepen daarmee naar een bakker in het centrum. Als beloning ontvingen we dan een ruime sortering ‘afvalkoekjes’ en andere lekkernijen, die we zelf mochten opeten of mee naar huis nemen.
Een minder plezierige ervaring hadden Otto en ik bij een wandeling over de stadswallen. We werden lastig gevallen door een groepje grote jongens. Ze grepen mijn klasgenoot vast, waarschijnlijk omdat hij nogal klein was. Ik zorgde dat ik een eindje buiten het gedrang kwam en riep toen stoer: “Durven jullie wel, moeten jullie mij nemen.” Meteen kwamen ze op mij af. Maar ik kon heel hard lopen en wist in die omgeving alle zijpaadjes. Tot mijn opluchting raakten ze me al snel kwijt en trof ik even later mijn klasgenoot ongeschonden aan.
Overigens hadden we in de middagpauze ook wel eens met z’n vieren corveedienst op school. Dat wil zeggen dat we koffie en melk moesten inschenken aan alle leerlingen in de kantine, de afwas deden en na afloop ook de ruimte schoonveegden. Aan het eind van het eerste leerjaar moesten we kiezen in welke richting we wilde verder gaan. Mijn keuze viel op de Afdeling Timmeren.
Met de muziek mee
(Geplaatst januari 2024)
In het kader van mijn herinneringen aan de Lagere School, ditmaal onder meer wat muzikale aspecten.
De onderlinge na-ijver tussen de twee verschillende kernen van ons dorp leidde onder meer tot het bestaan van twee fanfares. De Sluis (Nieuwendijk) had muziekvereniging ‘Crescendo’ uit 1898, waar mijn vader ooit bij speelde. De Kil (Kille) kon natuurlijk niet achterblijven en richtte in 1934 ‘O.N.S.’ op, dat stond voor ‘Overwinning na strijd’. Feitelijk kwam de oprichting voort uit onenigheid binnen de gelederen van Crescendo, maar het kwam een aantal fanatieke dorpsgenoten wel goed uit om de muzikale wedijver op deze manier aan te gaan. Na enige tijd verscheen aan de Kildijk (even voorbij mijn ouderlijk huis) een oefenruimte, aangeduid als ‘Ons Huis’. Ook wel gebruikt voor trouwpartijen, als stemlokaal en voor andere activiteiten. Pas in de tachtiger jaren vertrokken de muzikanten naar een andere oefenruimte.
Beide muziekverenigingen marcheerden regelmatig door ons dorp. Daarnaast kenden zij een jaarlijkse uitvoering, waarbij niet alleen muziek klonk, maar tevens een toneelstuk werd opgevoerd. Dat waren leuke avonden; ook het Jubileumfeest ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van O.N.S.
Ik herinner mij dat er daarnaast, in mijn jeugdjaren jongens in Nieuwendijk waren die van blikken bussen een trommel maakten en daar met stokken vrolijk op los trommelden. Hun moeders maakten fraaie uniformen en vervolgens werd er een concours georganiseerd met groepen uit verschillende wijken. Waarschijnlijk hadden ze dat afgekeken van het toenemend aantal drumbands dat aan de oorspronkelijk uit blaasinstrumenten bestaande fanfares werd toegevoegd.
Het schijnt dat ik zelf alleen nogal eens met m’n vingers heb getrommeld. Niet uit ongeduld, maar als ritmische onderstreping van de ontluikende popmuziek in de jaren zestig.
Heel andere muziek was te horen bij Circus Belli, dat optrad in Gorcum. Wij gingen daar als gezin heen en dat was voor ons heel bijzonder, want zoiets gebeurde niet zo vaak.
We zagen onder meer een ‘voltige’. Ik moest even opzoeken wat dat ook al weer was: een dans op een strak gespannen koord. Het mooiste was echter dat er niet alleen een menselijke koorddanser aan het werk ging, maar ook een lenige tijger. We bewonderden verder een paardendressuur, trapezewerkers, een lastige ezel, boksende kangoeroe en voetballende honden, om maar eens wat te noemen.
Intussen was ik op de Lagere School gevorderd tot het laatste leerjaar. Ik kwam terecht bij mesjeu Capelle, onze hoofdonderwijzer. Hij was vooral bekend van allerlei activiteiten voor de kerkelijke Zending. Wij zaten bij hem in de zesde klas op de eerste verdieping van het schoolgebouw. Na beëindiging van de lessen moesten we ons heel gedisciplineerd naar beneden begeven, vooral niet hollen dus op de trap en in de gang. Dat gebeurde een keer niet naar tevredenheid van ons schoolhoofd. Daarom moest de hele klas terug naar boven en een flink aantal keren heen en weer marcheren, om eens goed te leren hoe het moest. Ik meen zelf geeneens hard gehold te hebben, maar vond die maatregel bijzonder kinderachtig. Na een paar keer op en neer had ik het wel gezien en glipte beneden de buitendeur uit.
Dit was de verbolgen schoolmeester echter niet ontgaan en al snel verscheen er een boze brief bij mijn ouders. Er volgde een gesprek, waarin mesjeu Capelle aan mijn ouders toegaf misschien wat te impulsief gereageerd te hebben. “Feitelijk kwam Joop gewoon op voor z’n recht, dus daarom zullen we het hele voorval maar snel vergeten,” besloot hij.
Overigens werd dit schooljaar door de schoolarts geconstateerd dat mijn zichtvermogen enigszins te wensen overliet. Ik moest aan een bril voor veraf zien en dat zou nog vele jaren deel van mijn image blijven uitmaken.
In eerdere jaren had die schoolarts aangegeven dat ik vanwege mijn bronchitis niet mee mocht met schoolzwemmen, wat later toch wel een gemis bleek. Er was ook een periode dat ik om aan te sterken een aantal keren in het Kruisgebouw onder de hoogtezon moest.
Op 15 maart 1961 werd de Merwedebrug bij Gorinchem geopend. Tot die tijd moesten wij uit het Land van Heusden en Altena altijd op de veerpont in Sleeuwijk stappen om aan de overzijde te komen. De nieuwe oeververbinding werd feestelijk geopend. Onze schoolklas vertrok met de bus naar de voet van de brug en stak die vervolgens voor het eerst te voet over. Het schijnt dat koningin Juliana de officiële opening verrichtte. Ik herinner me vooral dat ik naast een leuk klasgenootje mocht lopen, als ik me niet vergis de dochter van onze plaatselijke politiegent.
Eveneens in maart ontving ik een ‘Verkeersdiploma’ van het Verbond voor Veilig Verkeer. Behalve dat we op school natuurlijk alles over verkeersborden en verkeersregels moesten leren, werd er ook op de fiets een bepaald parcours afgelegd, waarop we onze praktische bekwaamheid moesten tonen. In juli volgde het Getuigschrift van de ‘School met den Bijbel’, waarin opgetekend was dat Jo Sanner de zes klassen van voornoemde school had doorlopen en het onderwijs met vrucht volgde.