Schrijfsite

Shrunk Expand

Verhalen

Trektochten

Dat was nog een hele klus, dat uitsnijden van die kampeerplaats.
Een tentje opzetten ging in 1970 vlotter. Ik benutte toen de vakantie van militaire dienst om met een dienstkameraad een brommertrektocht door Nederland te maken. Een jaar later trokken we door het buitenland.

Maandagochtend 6 juli startte ik in thuisbasis Nieuwendijk, om vanaf Hoenzadriel met Kees de tocht voort te zetten. We reden naar het noorden, onderweg hier en daar een uitstapje makend. De eerste nacht kampeerden we in ons bivaktentje van dienst nabij De Wijk in Drenthe.De volgende dag gingen we bij de schaapskudde in Ruinen kijken. Vandaar naar de hunebedden bij Borger en het oude Hervormde kerkje van Anloo.

Op woensdagwaren we gevorderd tot voorbij Delfzijl. In Holwierde brachten we de nacht door in een oude, vervallen boerderij. Het leek alsof we het elke nacht beter kregen, want de volgende dag troffen we een aardige boer nabij Dokkum waar we op de hooizolder mochten slapen. We kregen zelfs ’s-avonds en de volgende ochtend wat te drinken aangeboden.

Donderdag reden we naar Holwerd en namen de boot naar Ameland.  Na een rondje over dit prachtige Waddeneiland leefden we ons met de brommer uit in de duinen. We besloten daar ons tentje op te zetten. In het losse duinzand was dat wel improviseren. Maar het werd nog erger toen er een hevige storm opstak. Gelukkig overleefden we dat en de volgende ochtend bereikten we veilig het vaste land.
We zakten af naar Hindelopen, waar we onze tent opsloegen op het terrein van een welwillende agrariër en alle gelegenheid hadden om het prachtige plaatsje te bewonderen. Voorzien van een ‘Hindelopense Kalverpoot’ (een lange soort suikerkoek) reden we naar de Afsluitdijk. Best wel een belevenis om deze dijk per brommer ‘te nemen’.
Door het Noord-Hollandse land toerden we naar Medemblik, voor een bezoek aan kasteel Radboud. In Hoorn belandden we midden in de ‘Wereldstoomdag’. In deze prachtige stad bezochten we ook nog het West-Fries Museum. We kampeerden die nacht op een boerderij in Katwoude, volgens de eigenaar de kleinste gemeente van Nederland. We maakten er de geboorte van een kalfje mee, heel indrukwekkend.

Op zondag bezochten we Marken en Monnickendam en lieten ons rondleiden door het Muiderslot.  Dat laatste beviel ons zo goed, dat we ook nog maar in Haarzuilens bij kasteel De Haar op bezoek gingen. Een verblijf in dit imposante kasteel behoorde niet tot de mogelijkheden, daarom sloegen we ons tentje maar ergens in de buurt op.
De volgende dag reden we verder naar het zuiden, onder meer langs de twintig molens bij Kinderdijk. Aan het eind van de dag kozen we een bivakplaats nabij Oude-Tonge. In het Zeeuwse land ging de lol er op dinsdag een beetje vanaf, omdat het ging regenen. Om drie uur hielden we het in het Brabantse Wouw voor gezien. In een gastvrije boerderij vermaakten we ons onder meer met het maken van gekke foto’s en wat leeswerk. Woensdag kozen we, gezien de weersomstandigheden, voor de kortste weg naar Nieuwendijk. Een beetje abrupt slot, want we hadden eigenlijk ook de provincie Limburg nog willen aandoen. Niettemin legden we al ruim twaalfhonderd kilometer af.

Een jaar later -inmiddels weer burger- besloten we opnieuw een tocht te maken. Ditmaal wilden we het buitenland aandoen. We vertrokken op een zondagochtend vanuit Nieuwendijk en koersten in zuidelijke richting. Net over de grens in België stopten we voor een rustpauze met picknick. Een eind verder kreeg ik wat problemen met de trapper van mijn Honda bromfiets, maar dat konden we zelf oplossen.
We reden via een mooie ‘binnenroute’ richting Leuven. Net voorbij deze stad vonden we een bivakplekje in het dorp Heverlee, waar we ons tentje opzetten onder een grote overkapping op een boerenakker.
De volgende ochtend namen we eerst nog een kijkje in Leuven, voor we verder trokken richting Maubeuge in Frankrijk. Die avond stond onze tent nog net voor zonsondergang ergens op een veldje bij het Franse dorp Mazinghien.

Dinsdag passeerden we vele dorpjes, af en toe stoppend voor een rustpauze, een hapje of een drankje. In Monchy-Humières vonden we een benzinepomp, waarvan de bediende heel verbaasd was dat wij (viertakt) autobenzine in onze Honda’s wilden hebben. De meeste brommers reden op de specifieke tweetakt brandstof. Soms bezochten we onderweg een kerkje of andere bezienswaardigheid, zoals de stadspoort en het kasteel bij Chantilly.
In de bossen van St. Germain, aan de rand van Parijs, zetten wij aan het eind van deze dag ons tentje op. Dat bood de volgende dag een goede mogelijkheid voor een uitgebreid bezoek aan het kasteel van Versailles. Vervolgens maakten we een spectaculaire rit dwars door Parijs, waarbij natuurlijk ook de Eiffeltoren werd aangedaan. Mooi om beleefd te hebben, maar we waren toch blij dat we woensdagavond in alle rust ons tentje konden opslaan nabij het dorp Mouroux, ten oosten van de drukke Franse hoofdstad.

Donderdag tuften we in aangename weersomstandigheden verder in oostelijke richting, op naar Luxemburg. Maar voor we dat land bereikten, bivakkeerden we eerst nog een nacht in het Franse Murvaux. Vrijdagochtend passeerden we even voorbij Longwy de Luxemburgse grens. We doorkruisten bijna dit gehele hertogendom, om nabij het plaatsje Bech naar een bivakplaats te gaan zoeken. Een gastvrije agrariër nodigde ons uit in zijn schuur te slapen op een aanhanger. Voor ons voelde dat aan als een heerlijk ledikant.

Zaterdag arriveerden we in Duitsland. We volgden de Moezel, wat prachtige vergezichten opleverde. Om nog wat mooie foto’s te kunnen maken van de burcht bij Cochem, beklommen we een rots vanwaar we inderdaad prachtig zicht hadden. Helaas kwam ik bij de daling wat ongelukkig neer, zodat ik mijn enkel verstuikte. Aanvankelijk leek het mee te vallen, dus reden we door naar de plaats Bell, even vóór het bedevaartsoord Maria-Laach. Onderweg begon mijn enkel echter toch wel gevoelig te worden. We sliepen die nacht in ons tentje op het erf bij een boerderij. De volgende ochtend was mijn enkel behoorlijk opgezet. De aardige boerin wikkelde er een drukverband omheen en daarmee moesten we nog 400 kilometer naar huis rijden. We deden dat voorzichtig aan, want mijn reactiesnelheid was enigszins verminderd en al dat gehobbel voelde niet echt prettig aan. Toch probeerde ik ook nog van het mooie landschap en de schilderachtige vakwerkhuizen te genieten. Aan het eind van deze zondag bereikten we de plaats Hardt, ongeveer ter hoogte van Mönchen-Gladbach. Daar zetten we bijtijds ons tentje op en gingen onze avondmaaltijd bereiden. Daartoe hadden we overigens een gasbrandertje bij ons, waarmee we ook koffie zetten of soep maakten. Een enkele keer deden we een restaurant aan.

Maandagochtend hadden we het nodige oponthoud door een schaapskudde. De beesten trokken geruime tijd over de verharde weg, zodat wij er niet langs konden.
Bij Reuver kwamen we weer op Nederlandse bodem. Via Brabant reden we naar Hoenzadriel, de thuisbasis van mijn reisgenoot. Daar deed het mij wel genoegen om mijn enkel op een poef even een poosje rust te gunnen, voor ik het laatste stuk naar mijn eigen woonplaats aanvaardde.

De volgende dag ging ik naar de huisarts, die me naar het streekziekenhuis te Raamsdonksveer stuurde. Foto’s wezen uit dat er naast een flinke bloeduitstorting ook een aantal spiertjes gescheurd was. Voorzien van een nieuw drukverband kreeg ik nog vier weken extra vakantie.

 

Mensen onderweg

(Geplaatst augustus 2014)

Terugkijkend op mijn jeugd wordt nog eens extra onderstreept dat ik veel tijd doorbracht in het kerkelijk jeugdwerk. Dat heeft ook bijgedragen aan de ontwikkeling van mijn verdere leven. Daarom ruime aandacht voor wat ons zoal in 1965 en 1966 bezighield. 

Onderweg naar Woudrichem

Eén keer per jaar organiseerde het jeugdwerk in Nieuwendijk een ‘jaarvergadering’, om zich aan ouders en belangstellenden te presenteren. Er werd verslag gedaan van de bezigheden in het voorgaande jaar en iets van ‘ontspanning’ aangeboden.
In 1965 deed onze jeugdclub (GJC) twee keer mee. Eerst met de jeugdclubs ‘Mirjam’ en ‘Benjamin’. Wij leverden een inleiding over de profeet ‘Daniël’ en een eenvoudig toneelstukje. Daarbij bleek dat ik wat toneelspelen betreft duidelijk onderdeed voor broer Jan en zus Hennie. Want ik zag kans om me zelfs bij mijn slechts twee regeltjes tekst te verspreken, door het over ‘eksterdoorns’ te hebben.
In maart volgde het jaarlijkse gebeuren van de Jeugdvereniging voor jongeren vanaf 16 jaar (GJV). Onze GJC deed mee met het toneelstuk ‘Het laatste Woord’. Broer Jan speelde de nogal opvallende rol van een dansende duivel. Samen met Hennie en een andere jongen zong hij ook twee spirituals. Gezien mijn eerder vermelde ervaringen achtte ik het verstandiger om mijn rol ditmaal te beperken tot die van toneelknecht, voor de bediening van de gordijnen en belichting.

In de zomermaanden hield het clubwerk vakantie, om daarna in september weer te starten. Het seizoen werd gewoonlijk geopend met een Jeugdweek, waarin allerlei activiteiten werden georganiseerd. Ditmaal een lampionnenoptocht op maandagavond. Dinsdag volksspelen op het voetbalterrein, waar ik niet bij kon zijn omdat ik naar avondschool in Dordrecht moest. Woensdagavond vanwege een voetbalwedstrijd op tv geen jeugdactiviteit. Donderdags vond er een vossenjacht plaats en op vrijdag werd een kampvuur ontstoken, even buiten het dorp. Zaterdag kon er deelgenomen worden aan een boottocht door De Biesbosch. Zondagavond werd de week afgesloten door een openlucht samenkomst met zang en wat ‘stichtelijk woorden’.

Inmiddels was ik 16 en kon naar de GJV. Eerst nog een gezellig avondje van de GJC. Aan het begin van de avond hielp ik wat stoelen en tafels in ons Dorpshuis klaar te zetten. Opeens was er gegil vanuit het keukentje op de bovenverdieping. Ik rende er snel heen en zag een grote vlam bij het gastoestel. Mezelf verbazend kwam ik direct in actie door de gaskraan dicht te draaien, zowel van het gasstel als van de gaskruik onder het aanrecht. Maar de slang bleef branden, daarom trok ik die los, gooide hem in de wasbak en zette de waterkraan open. Toen was het leed snel geleden. Om me heen een groepje bleke meisjes en een zenuwachtige mevrouw die voor de bediening zou zorgen. Ik was meteen de held van de dag. De beheerder zorgde voor een nieuwe gasslang, zodat het niet lang duurde voor we gerustgesteld aan de koffie konden. Later was er spel, veel muziek en kon er gedanst worden. Er waren hapjes en drankjes. Kortom: een plezierige avond

Op zondagavond dus naar de GJV. We bespraken een Bijbels of maatschappelijk onderwerp. Na de pauze met koffie deden we een spel of quiz. Hoewel ik nieuw was en tot de jongsten van de groep behoorde, werd ik de tweede week tot secretaris gekozen. Ik schreef in mijn dagboek: “Ik hoop nu maar dat ik dit ook kan.”
Dankzij een goede begeleiding lukte dat en in de loop van de tijd kwamen er steeds meer taken bij. Een daarvan was als afgevaardigde een aantal bijeenkomsten bezoeken. Zoals een ‘Huishoudelijke vergadering’ van de Bond voor Gereformeerde Jeugdverenigingen, afdeling Noord-Brabant en Limburg. Ook hier een jaarverslag en we zongen we een aantal vlotte liedjes uit ons ‘Jeugdwerk-repertoire’. Voor de avondmaaltijd moesten we een pakketje van thuis meenemen. De meeste jongeren uit mijn groepje hadden dat niet, dus gingen we elders een bord friet eten. ’s-Avonds een cabaretvoorstelling. Op weg naar huis moesten we geruime tijd op de bus wachten. Reden voor een kroketje en een extra zakje friet. In de bus at ik alsnog mijn brood op want ik wilde mijn moeder niet teleurstellen. Honger had ik die dag dus niet geleden.

Rond de tijd dat kroonprinses Beatrix in het huwelijk trad met Claus von Ambtsberg, hielden onze jeugdverenigingen hun gebruikelijke openbare Jaarvergadering. Op een vrijdagavond in maart 1966 werd het lekenspel ‘Mensen onderweg’ opgevoerd, gebaseerd op de gelijkenis van de Barmhartige Samaritaan. De titel verwees naar een actie die het jeugdwerk organiseerde voor een kraamkliniek in West-Pakistan. In plaats van de bestelde film hierover was een andere gezonden, zonder geluid. Geen succes dus.
Gelukkig oogstte het jaarverslag, dat ik met twee meisjes maakte, meer waardering. We hadden het gegoten in de vorm van een brief aan een verenigingslid dat in 1964 naar Canada was geëmigreerd. Tussen het voorlezen van ons drieën door, werden verschillende onderdelen door andere leden uitgebeeld.

Van zwager Arie kon ik zijn Batavus-brommer overnemen. Dat bespaarde mij tijd om heen en weer naar mijn werk in Woudrichem te rijden. Het maakte ook mogelijk om samen met andere jongeren naar jeugdwerkactiviteiten elders te gaan. Bijvoorbeeld naar het jaarfeest van de GJV in het Genderen. Een avond in de vorm van verschillende televisieprogramma’s.
De jaarvergadering van de landelijke Bond voor Gereformeerde Jeugdverenigingen in het Groothandelsgebouw te Rotterdam, bezochten we maar per bus en trein. Zo kwamen we nog eens ergens. Er waren allerlei kopstukken uit de kerkelijke wereld, de politiek en de omroep uitgenodigd om vragen vanuit het Jongerenwerk te beantwoorden. Op zich heel boeiend om dat eens mee te maken.
Op een avond in april was ik in ons dorp met de brommer voor het jeugdwerk op pad. Onderweg kwam een zwabberende fietser mij aan de verkeerde kant van de weg tegemoet, die ik niet meer kon ontwijken. Dat was schrikken geblazen en resulteerde in blikschade aan de brommer, een kapotte broek en een beschadigde bril.  Bij mij was de schade beperkt tot wat schaafwonden.

Rond de kerkelijke feestdagen waren wij als jeugdvereniging behoorlijk actief. Op Stille Zaterdag een broodmaaltijd, voorafgaand aan een Paasviering met de Bejaardenbond. Opoe Den Dunnen droeg op haar onovertroffen wijze een aantal gedichten voor. Ik beleefde ook veel genoegen aan een praatje met opa Sanner, iets wat niet meer zo vaak voorkwam.
Tweede Paasdag met een volle bus naar een Paasmeeting van het Provinciaal Jeugdwerk in Sittard.
Ook op Hemelvaartsdag een dagje jeugdwerk, ditmaal naar de ‘Bondsdag’ in Den Haag. Nu reden we met vier Nieuwendijkers mee in een bus van de GJV uit Genderen. Na afloop hadden de jongeren er nog niet genoeg van en daarom maakten we een extra uitstapje naar Rotterdam.
Op tweede Pinksterdag fietste de GJV naar de Drunense Duinen. Voor de brommerbezitters, zoals ik was dit even wennen, maar het werd niettemin een gezellige rit.
Een aantal jaren geleden waren wij daar als gezin Sanner ook eens naar toe geweest en verdwaalden toen. Daarom werd ik vooraf thuis al geplaagd dat ik deze dag goed moest uitkijken. Helaas deed ik dat niet, dus …
Uiteindelijk werd ik toch gevonden en kon met enige hulp het thuisfront bereiken.

Feestelijkheden

(Geplaatst juli 2024)

Het lijkt een eeuwigheid geleden, maar ooit vierde ik mijn 16e verjaardag. In onze familie waren er een paar verjaardagen achter elkaar en ook nog eens kort na de jaarwisseling.

Een jaarwisseling vierden we veelal met z’n allen thuis. Op oudejaarsdag lagen talrijke oliebollen en appelflappen in de kelder klaar om tijdens het ontbijt, de lunch, bij de koffie, of een ander moment verorberd te worden. ’s-Avonds stond de grote tafel in de woonkamer vol met verschillende hapjes, werd tv gekeken of deden we spelletjes. Na het aftellen van de klok, gingen we even buiten naar het vuurwerk kijken, hoewel dat in die periode niet zo heftig was als jaren later. Dan bezochten we zus Corry, om Nieuwjaar te zeggen, waarbij we vaak van een heerlijke salade konden genieten.

Op 5 januari was ma jarig. De woonkamer vulde zich dan met familie en kennissen, die allemaal van een hapje en drankje werden voorzien.
Waren we net bijgekomen van alle drukte, dan volgde op 12 januari de verjaardag van Corry. Ook zij ontving door een wederzijdse omvangrijke familie veel gasten.

De 13e was het mijn beurt. Het werd in 1965 een wat bijzondere dag, omdat zus Hennie voor een operatie naar het ziekenhuis moest. Er waren wel cadeaus en op mijn werk moest er gebak getrakteerd worden. Op zaterdagavond vond er een bescheiden feestje met een paar vrienden plaats.
In februari zetten de festiviteiten zich nog even door, omdat broer Jan op de 8e jarig was.

Ik had geen meisjes van de Gereformeerde Jeugd Club (GJC) op mijn verjaardag uitgenodigd. Dit was een vervolg op de jongensclub, waar ik vanaf m’n twaalfde naar toe ging. Nu trokken de ongeveer twintig jongens en meiden gezamenlijk op. We bespraken op zondag een Bijbels onderwerp, in de pauze werd er koffie gedronken en dan was er tijd voor de ontspanning in de vorm van een spel of een quiz.
Daarnaast hadden we soms op zaterdag een gezellig avondje. Ik  mocht een keer met een andere jongen een quiz organiseren. We bedachten een stel vragen toegespitst op de kennis over ons dorp. Ook was er ‘Top of flop’, waarbij een singeltje ter beoordeling van het ‘publiek’ werd gedraaid, zoals op tv door Herman Stok gebeurde. Verder deden we ‘stoelendans’. Ik was extra gemotiveerd, want de mannelijke winnaar zou een kus ontvangen van het meisje dat het langste vol kon houden. En het zag er een tijd naar uit dat het mijn favoriete meisje betrof. Deze wens kon jammer genoeg niet vervuld worden.
Mede door mijn onhandigheid is het met dat meisje nooit tot een ‘verkering’ gekomen. Ook met een schoolvriendin van mijn zus werd het niets. Zij kwam weleens bij ons logeren. Omdat ik haar wel leuk vond, besloot ik haar een verjaardagskaart te sturen. Hennie zei dat ik dat beter niet kon doen omdat haar ouders nogal streng waren. Ze wilde mijn kaartje wel meenemen als ze op verjaardagsvisite ging. Per saldo leverden mijn inspanningen niet veel op.

Op een avond ging ik met vriend Gerard naar de uitvoering van het mannenkoor. We hadden vooral plezier bij een verloting ten bate van een goed doel. Zowel wij, als de zus van Gerard, en haar twee vriendinnen hadden lootjes gekocht. De dames vonden er weinig aan en vertrokken in de pauze. Hun lootjes gaven ze aan Gerard.
Aan het eind van de avond werden de gebruikelijke taarten en worsten verloot. Toen was een paar nylons aan de beurt. Beetje vreemde prijs, maar in die tijd misschien wel iets bijzonders. Deze prijs viel op een lot van een van de meisjes, maar welk?  Ik stelde voor dat ze alle drie om de beurt zouden passen en wie de mooiste benen er in had ze mocht houden. Helaas hebben we dit niet mee kunnen maken.

De GJC deed op Bevrijdingsdag mee met een feestelijke optocht door ons dorp. Verkleed als boeren en boerinnen beelden we een bruiloft uit op een wagen achter een tractor. De ‘bruid en bruidegom’ werden keurig door hun ouders afgeleverd en toen gingen we van start. Door de harde wind dreigde mijn papieren pet af te waaien, ik kon hem telkens net op tijd vastgrijpen. Een meisje speelde accordeon en wij moesten vrolijk meezingen. Dat vrolijke ging er na een tijdje vanaf, doordat het meisje een beperkt repertoire had. ’s Nachts klonk het ‘Faria, faria’ nog in mijn oren.

Op 27 juli vierden mijn ouders hun 25-jarige bruiloft. Voor deze gelegenheid toverden we de schuur in ons huis aan de Kildijk om tot een klein theater. Om acht uur kwamen de eerste gasten en langzamerhand liep de ‘bruiloftszaal’ flink vol. Nadat iedereen van koffie met gebak was voorzien, was het onze beurt. Corry, Jan, Hennie, Bea en ik zongen allerlei liedjes onder begeleiding van muziek die zwager Arie op de bandrecorder afspeelde. We hadden toepasselijke teksten gemaakt op bekende melodieën. Vooral het “Betje, ik hou zo van jou” bleef lang hangen.
Ook voerden oom Goof en oom Nic nog een toneelstukje op en deden we een quiz.   

Maandag 2 augustus was het uit met de pret en moest ik weer aan de slag bij Fort. Ik werkte er nu een jaar en dat betekende natuurlijk trakteren op kantoor. Ook het studiejaar bij de ULNO had ik met goed resultaat afgerond. Het leek echter verstandiger om in plaats van deze algemene, theoretische studie een meer vakinhoudelijke opleiding te gaan volgen. De keuze viel op een avondopleiding voor bouwkundig opzichter-tekenaar van de BNA (Bond van Nederlandse Architecten). Ik moest daarvoor wel vijf jaar lang één avond per week naar Dordrecht en eenmaal per maand een extra avond. Het reizen kostte nog al wat inspanningen. Het kerstrapport was echter dik in orde, met cijfers van 8 tot en met 10. Ik kon wat dat betreft de feestdagen met een gerust hart beginnen.

Op eerste kerstdag praatten we na de ochtendkerkdienst met een paar jongeren wat na. Over de kerstviering die we ’s-avonds met de Hervormde jeugd zouden organiseren. Toen we naar buiten wilden gaan bleek de hoofdingang van de kerk gesloten, ook de zijingang was op slot. Even vreesden we de hele dag in het kerkgebouw te moeten doorbrengen, tot we nog ergens een nooduitgang ontdekten, die ons uit de nood hielp.
Die avond kreeg ik de zenuwen toen ik de preekstoel op moest om een Bijbeltekst voor te lezen. Dat was mijn bijdrage aan de kerstviering. Het zou niet de laatste keer zijn dat ik iets mocht voorlezen voor een groot publiek, maar het is nooit mijn grootste hobby geworden.

Op tweede kerstdag vergezelde ik broer Jan naar de Gereformeerde Gemeente in Werkendam. Hij moest voor een scriptie van de Sociale Academie enkele geloofsgemeenschappen bezoeken. Bij binnenkomst in het kerkgebouw zagen we een bord met de tekst ‘De vrouwen en meisjes worden beleefd verzocht de kerk met bedekte hoofden binnen te treden’. We kozen een plaatsje, maar toen we net zaten kwam een zwartgeklede man ons vragen of wij deze plekken gehuurd hadden. Wij moesten wachten tot er boven de preekstoel een rood lampje ging branden en dan mocht wij ergens een resterende plaats uitzoeken.
Vervolgens waren we getuige van een zeer degelijke dienst, waarbij het niet eenvoudig was alle aandacht erbij te houden. Ik werd onder meer afgeleid doordat Jan me aanstootte en op een bord wees, waarop stond: ‘Men wordt beleefd verzocht geen spuugsel of enig ander vuilnis op den vloer te werpen.’ Bijna schoot ik in de lach, maar ja, na zo’n donderpreek… Twee uur later stonden we weer buiten, een ervaring rijker, die stemde tot dankbaarheid dat we hier niet elke week naar toe hoefden.

  



Reacties zijn gesloten.